
Jurisprudentie
BJ2661
Datum uitspraak2009-07-15
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900995/1/H1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900995/1/H1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 28 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (hierna: het college) [Architectenbureau] vrijstelling verleend van het bestemmingsplan 'Galgenveld I 1974' voor de aanleg van vier parkeerplaatsen op het perceel [locatie] te Nijmegen (hierna: het perceel).
Uitspraak
200900995/1/H1.
Datum uitspraak: 15 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 januari 2009
in zaak nr. 07/5570 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen (hierna: het college) [Architectenbureau] vrijstelling verleend van het bestemmingsplan 'Galgenveld I 1974' voor de aanleg van vier parkeerplaatsen op het perceel [locatie] te Nijmegen (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 6 januari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [Architectenbureau] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting op 8 juli 2009 aan de orde gesteld. Daar zijn [appellant], het college en [Architectenbureau] niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht door hem niet persoonlijk in te lichten over de aanvraag van [Architectenbureau] om vrijstelling te verlenen voor de aanleg van vier parkeerplaatsen op het perceel.
2.2. Het betoog slaagt niet. Vaststaat dat het voornemen van het college om vrijstelling te verlenen voor de aanleg van vier parkeerplaatsen op het perceel is gepubliceerd in het huis-aan-huis verspreide weekblad 'De Brug' van 29 augustus 2007 en dat [appellant] geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft ingediend.
Voorts is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat niet is gebleken dat de bezorging van 'De Brug' zodanige gebreken vertoont dat het college dit blad niet als middel ter kennisgeving had mogen gebruiken en dat geen wettelijke verplichting voor het college bestaat om [appellant] persoonlijk te informeren over het voornemen om vrijstelling voor de aanleg van vier parkeerplaatsen op het perceel te verlenen.
Verder is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat het op de weg van [appellant] had gelegen, juist wegens zijn contact met ambtenaren van de gemeente Nijmegen over het parkeren op het perceel, om zich op de hoogte te stellen van voor hem van belang zijnde ontwikkelingen. Niet is gebleken dat deze ambtenaren [appellant] hebben toegezegd hem te informeren over het voornemen van het college om vrijstelling te verlenen.
Hieraan doet niet af dat [appellant] naar hij stelt mocht verwachten dat, bij gelegenheid van zijn gesprek met ambtenaren van de gemeente over het aanbrengen van een gat in de muur voor een fietsuitgang, deze ambtenaren hem uit eigen beweging zouden informeren over het voornemen van het college om vrijstelling te verlenen voor de aanleg van de parkeerplaatsen. Die verwachting moet voor zijn rekening blijven. Door de algemene kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb heeft het college voldaan aan zijn rechtsplicht tot informatieverstrekking en had [appellant] op de hoogte kunnen zijn van de voorgenomen vrijstelling.
De rechtbank is dan ook tot het juiste oordeel gekomen dat [appellant] redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend.
Het beroep is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2009
202.